|
Eén uit velen
Ieder die zijn zegel van ‘t lot dat verrijst
Uit het stof der veler skeletten
Die zijn tijd keert, uit hand geeft, der eeuwige tijd - draagt
Scepter van de keizer der cirkel van ‘t zwarte, graaft
Zijn hemels graf, ver weg van de doodsloze lus
Waar onlevend in leven leeft te ver zonder innerlijke strijd
Geen van hen keerde, het noodlot ten spijt
|