Hoofdmenu
    Hoofdpagina
    Gedichten
    Auteurs
    Zoeken
    Reacties
    Insturen
    Voorwaarden
    Greencard
    Contact

  Inloggen
 

  Registreren
  Wachtwoord vergeten

  Laatste 35 reacties
 
re: FEESTDiotheC...
re: Lezenwietewu...
re: Lezenwietewu...
re: FEESTSoit
re: FEESTSoit
re: vegannis...MirandaMei
re: FEESTMirandaMei
re: InktDiotheC...
re: Pasen aa...Tsila
re: Inktwijnand
re: vegannis...Erik Le...
re: vegannis...Mr.Deuce
re: InktLetItAl...
re: InktLetItAl...
re: InktLetItAl...
re: InktLetItAl...
re: InktBuigt
re: Inktcoolbur...
re: InktDiotheC...
re: Inktwijnand
re: Inktcoolbur...
re: Inktwijnand
re: InktDiotheC...
re: InktDiotheC...
re: InktDiotheC...
re: (G)razen...coolbur...
re: Spokencoolbur...
re: De geur ...Claudel...
re: SpokenClaudel...
re: vegannis...Erik Le...
re: [30-007]...Claudel...
re: Morsewijnand
re: Herderst...coolbur...
re: Nimfomaniakcoolbur...
re: Brozen d...MirandaMei
 Meer reacties

  Laatste 25 gedichten
 
Inktcoolbur...
vegannisatieErik Le...
The African ...Claudel...
Licence to k...Claudel...
I wanna be y...Claudel...
Waar is Stev...Claudel...
alweer bijna...DiotheC...
Con-textdegon valk
Stop de tijd !!Claudel...
Tattoo you Claudel...
Zo'n dagDiotheC...
Een HuisHenk Gruys
herfst 2019augusta
FEESTSoit
Filosoof in ...Claudel...
bewegingenErik Le...
dubbellevenErik Le...
Claude Money?Claudel...
Brothers in ...Claudel...
Beast of bur...Claudel...
VogelsMarkeR
SleutelsHenk Gruys
Renee, remem...Claudel...
ViltjeSoit
Adem voor ad...seline168
 Meer gedichten
Sleutels
 Henk Gruys - 20:54 18-09-2019 Stuur e-mail  Profiel bekijken van Henk Gruys  Bekijk statistieken van dit gedicht 



                                       

                                        Sleutels


Het leek wel wat op het gekras van een roofvogel, het geluid van de huissleutel die omgedraaid werd. Meneer Toeblerree duwde zijn voordeur
open en stapte naar buiten. Een klein gevoel van triomf overkwam hem: "ik ben dan wel oud, dacht hij, maar lopen kan ik nog als de beste."
    Schemerig was het buiten nog niet, wat hem op dat moment goed leek uit te komen, al begreep hij ook niet geheel waarom. Godlof ook geen sneeuw of gladheid. Niettemin had hij zijn donkerblauwe gebreide mutsje opgezet en een beetje over zijn oren getrokken. Maar zijn gebreide handschoenen had hij niet kunnen vinden.
    Ook in de koelkast waren ze niet. Hij werd ongedurig, en zonder handschoenen verliet hij de keuken.
    Monkelend over dingen die zomaar weg raakten en nooit meer teruggevonden werden, zoals de laatste tijd opvallend vaak leek voor te komen, liep hij zijn tuinpaadje af, steun zoekend bij het hekje en tastend in de vrije ruimte.
    Zonder probleem stapte hij voort, een vitaliteit waarvoor geen mens oog leek te hebben. Terwijl hij zoiets eigenlijk wel verdiende op zijn leeftijd. Ach wat deed het er allemaal toe. Straks als hij weer thuis was zou hij zichzelf trakteren op een glaasje jonge jenever. Maar eerst nog een bezoek aan vader en moeder.
    Slechts vaag herkenbaar kwam de straat hem vanmiddag voor, het gedroomde beeld van huizen, bomen en betonnen straatstenen, de grote, onzichtbare cirkels en vierkanten van de stad.
    Nauwkeurig keek hij links en rechts of er geen verkeer aankwam, volbracht hij zijn stramme stappen langs de ribes en de verdorde hortensia, en stond hij stil omdat dit deel van de straat hem ineens weer zo vreemd voorkwam, de huizen, de voortuintjes zonder een enkel bloempje met de zon als geel verlicht embleem van de middag. – Maar die beelden dreven voorbij als flarden opkomende mist.
    Dit was nog steeds de weg naar de lagere school. Hoe kon hij die bijna vergeten zijn! Nu herkende hij alles weer. Deze straat uit, en dan de volgende.
    Gemakkelijk stak hij over; deze straat moest je uitlopen tot aan de dwarsstraat. Het lege schoolplein lag dan vooraan in zijn blikveld; en zwaar overheersend het sombere schoolgebouw erachter. Geen kinderen, want zondag was het. Of zaterdag misschien... Het volgende moest eigenlijk een soort kruispunt zijn. Maar het schoolgebouw daar achter, zag hij nu toch niet. Andere kleine huizen stonden er wel, en ook het kale pleintje, waarop altijd de zeskantige, groene kiosk stond, met tijdschriften voor het raam en rollen frujetta en drop ordelijk in vakjes.
    Maar de kiosk zag hij nu nergens. Onzichtbaar weggehaald, leek het. Zelfs waar deze gestaan had, was aan het plaveisel niets te zien.
    Gelukkig liep verderop een gearmd stel. De jonge vrouw was zwanger, dat was overduidelijk. Hij moest flink doorstappen, want ze gingen oversteken. Eerst bevochtigde hij zijn lippen en zei: "Zeg, weten jullie waarom die kiosk weg is? Gisteren stond hij er nog."
    Waarom lachten ze nu? Ja lachen, jongelui konden dat als geen ander. En ze lachten om hem, omdat hij misschien zo parmantig deed... Ze antwoordden proestend: "Nee opa de kiosk is er niet meer. Zomaar weg gewandeld op vier poten." –
    Niets van aantrekken. Verder liep hij. Het was lastig dat sommige straten met hekken afgesloten waren en zand midden op de rijbaan was gestort. Zo zou de straat met het huis van zijn ouders misschien niet zo makkelijk zijn te vinden...
    De Tavelaar. De naam van de straat kon hij goed onthouden. Maar een naambordje zag hij nergens.
    Een bejaard echtpaar liep een stukje voor hem uit. "Mag ik u wat vragen," zei Toeblerree, de man staande houdend, maar tegelijk zeer beleefd en timide. "Ik zoek de Tavelaar, die straat."
    "De Tavelaar..." zei de man, hem peinzend beziend, alsof hij iets aan hem constateerde dat niet helemaal klopte.
    "Daar wonen namelijk mijn ouders," ging Toeblerree verder, "en daar wilde ik dus naartoe. Maar ik kan het huis niet vinden omdat ze daar zowat alles in de straat aan het veranderen zijn."
    "Je ouders wonen daar?" zei de man of hij met een grote onwaarschijnlijkheid geconfronteerd werd. "Dat zal wel niet. – Kom," zei hij tegen zijn vrouw, "we moeten opschieten." En gearmd staken ze de straat over.
    Toeblerree haalde zijn schouders op. Straatnamen zag hij nergens meer, maar hij begon waar hij stond de huisnummers af te tellen, alle oneven nummers als vingers aan zijn rechterhand.
    Huisnummer 19 bestond nog steeds. Dit móet het huis zijn, zei hij bij zichzelf. Hij belde aan. Er werd onmiddellijk opengedaan door een sjofele man die de stank van gekookte savooiekool met zich mee droeg.
    "Goeiedag," zei Toeblerree. "Ik zoek het huis van mijn vader en moeder. Dat moet hier zijn. Ik wilde hen weer eens een bezoekje brengen."
    "Er woont hier geen familie van je," zei de man met volle mond, en hij wees op het naambordje dat naast de brievenbus geschroefd zat.
    "Maar hier wonen mijn vader en moeder," zei Toeblerree, " dat is al jaren. Ik zal het toch wel weten..."
    "Die zijn hier niet," zei de man, nadat hij zijn hap eten had doorgeslikt, "en die hebben hier ook nooit gewoond." Hij stapte terug in het gangetje en trok de deur in het slot.
    Toeblerree bleef verbluft achter. "Ik zal bij god toch wel weten waar mijn eigen vader en moeder zijn?" zei hij bij zichzelf. "Waarom doen die mensen zo moeilijk."
    Nogmaals aanbellen? Nee, beter ging hij binnen zèlf kijken! Hij rommelde in zijn broekzak tot hij een kleine sleutelbos vond. Hij stak de platte zilverachtige sleutel in het slot en poogde hem om te draaien. Maar dat ging niet. Vervolgens bleek de sleutel klem in het slot te zitten. Hij probeerde van alles, maar er was geen beweging in te krijgen. Aanbellen dan maar? Ditmaal kwam een vrouw naar de deur.
    "Wat moet u toch?" zei ze niet onvriendelijk, "wie wilt u spreken?"
    "Ach mevrouw," zei Toeblerree, "neemt u mij alstublieft niet kwalijk, ik ben op zoek naar mijn ouders. Die wonen namelijk in dit huis. Ik heb er wel een sleutel van, maar het lukt niet. Ik denk dat het de verkeerde is. Of ze hebben de sleutel aan de binnenkant in het slot laten zitten. Ik heb aangebeld, maar ze horen de bel niet; het zijn oude mensen en ze worden wat doof."
    Van achter kwam de man weer naar de deur. "Ik heb de politie gebeld," zei hij tegen zijn vrouw.
    "Hij zegt maar steeds dat zijn vader en moeder hier wonen," zei de vrouw, "Willem, wat moeten we hier mee aan?"
    "Niet binnen laten natuurlijk," antwoordde Willem, "volstrekt niet binnen laten. Hij is ver over de tachtig, en nog is hij op zoek naar zijn ouders. Maar de kans dat die nog in leven zijn is nul-komma-nul."
    En met stemverheffing alsof hij het tegen een slechthorende had: "Je vader en moeder zijn hier niet! Je moet naar je eigen huis gaan, en oprotten!"
    Een witte auto met schuine rood wit en blauwe strepen draaide de straat in en stopte scheef voor het huis waar meneer Toeblerree zijn gelijk bepleitte. Twee zwaarlijvige agenten stapten uit, een man en een vrouw.
    Toeblerree deed een stap naar voren. "Ik ben op weg naar mijn ouders, die wonen namelijk in dit huis," zei hij.
    "Val die mensen niet lastig," zei de agent. – "Kennen jullie hem?" vroeg hij aan de man in de deur. "Komt hij hier vaker?"
    Dat werd ontkend.
    "We nemen hem wel mee naar het bureau en zoeken uit waar hij thuishoort," zeiden de agenten.
    "Ik heb niks gedaan," zei Toeblerree. "Ik wil alleen maar mijn vader en moeder bezoeken. Die wonen hier. Daar is toch niets verkeerd aan?""
    "Is goed hoor. We brengen u naar uw eigen huis, helemaal gratis voor niks. Is dat even wat?"
    Toeblerree leek verbijsterd, keek van de een naar de ander, en naar de twee agenten, waarvan de mannelijke helft inmiddels achter het stuur van de politieauto was gekropen.
    "Ik ben op zoek naar het huis van mijn vader en moeder, en dat is hier," zei Toeblerree. "Ik zal toch verdomme wel weten waar mijn ouders wonen!"
    De agenten wachtten. "Kom nou maar. Wij brengen u thuis. Het komt helemaal goed," zei de vrouwelijke agent.
    Toeblerree begreep niet waarom alles de laatste tijd zo anders was. Rechtvaardig leek hem dit alles niet. Waarom wilde men niet naar hem luisteren? Het was toch heel simpel?
    Hij maakte geen aanstalten om in de politiewagen te stappen. Hij bleef stokstijf staan aan de rand van het trottoir, rechtop, als een soort standbeeld van onverzettelijk protest en de zuivere waarheid.
    Maar dikke tranen stonden hem in de ogen.

Reactie insturen
Graag eerst...

Inloggen of Registreren

De gedichten die ingezonden zijn op de website van de lettertempel en e.v.t. toekomst projecten die gekoppeld zijn aan de lettertempel blijven ten alle tijden eigendom van de feitelijke auteur van het gedicht. Zonder toestemming van de feitelijk auteur mogen de gedichten niet gebruikt worden voor andere doeleinden dan lezen op deze site en indien hier toestemming voor gegeven is door de feitelijke auteur het uitgeven van de gedichten door lettertempel zelf. Mocht er sprake zijn van misbruik van de content en de gedichten die gepubliceerd zijn op deze site door wat dan ook dan zullen er hoe dan ook (in samenspraak met de auteur) stappen worden ondernomen.
2006-2024 © Bizway - BTW nr. NL821748014.B01 - KvK 28086287