ik leg niets neer en zij noemen het wetenschap
die tederheid, duinen van huid met tinnen soldaatjes
rij na rij staan ze op en mij onderworpen tegen
geen waanzin zonder een gevoel van veilig zijn
slechts lippendiensten die een waterspoor nalaten
veeg ik weg als rechte voren in mijn kippenvel
waar ik blijf liggen zet die wetenschap me stil
kussenloos recht in de rug van spijkerbedden
juist de plaats waar gister satijn zijn vleug vond
kreukt vandaag een dienstmaagd haar bevelen
zij vangt een lach op de dag die eigendom blijft
van wat ik voel en niet duidelijk maken wil