|
Ochtend
Traag wurmt ze haar voeten in de pantoffels, pakt de house-coat van de stoel en steekt eerst de linker, dan de rechterarm in de mouwen, strikt de ceintuur met een halve lus vast en sloft naar de wc.
Het is donderdag, of vrijdag, ze heeft geen idee, wel zin in een kopje thee met citroen en suiker en een paar gesopte kaakjes. Ze kijkt nietszeggend voor zich uit, waar zouden haar gedachten zijn?
Weet zij dat ze al weken niemand meer sprak, haar stem op is gegaan in de huiselijke stilte? Haar stoel kraakt wanneer ze er voorzichtig in gaat zitten, de dag weg-mijmerend in eenzaamheid, daar waar het denken het laatst gebleven was, opboksend tegen toekomstige tijd.
De avond valt, mevrouw Jansen handelt op impuls, ze staat op, knipt het schemerlampje aan en sluit de gordijnen, zet zich terug in haar stoel die de nacht kraakt onder haar vedergewicht, en doezelt weg
|