|
De reden daargelaten, blijven vragen
-als rupsen- knagen aan mijn binnentuin.
Wanneer begon het mij verdomd te dagen
dat toekomstbeeld vervallen zou tot puin.
Dat chaos heerst wanneer de koorts in vlagen
mijn lijf bestookt en brandt tot in de kruin.
Ik weet niet hoe de angsten te verjagen.
Zij kleuren mijn gemoed zo donkerbruin.
De adem is mij langzaamaan ontnomen,
zo sluipend weggezogen dat malheur
nu huist in mijn bouwvallig onderkomen
en daardoor ben ik constant in mineur.
Ik heb nu echt geen puf meer, ben ik bang
dus wordt de elegie niet al te lang.
|