|
is jouw onderkant bestand tegen aardgevingen die ik bedenk, tegen lulkoek dat het een lieve lust is, het driemaaldaags bezoek van heilige totems, kleeft er bloed aan vergane maanden, tijden toen we de exacte seconde beraamden, explosie, toch net iets later, en dan geschater om wat nog aanhing, en omring je nu nog alles eens, nu ik verslagen ben, kom en dans de vloeibaarheid, spreid tonen uit die eenhoorns lokken, de wilde geit ruikt vele bokken, moet ik nu blokken of komen, is er nog plaats om te dromen, als ik langs je lig, te stomen, als het bed verdampt, verkrampt, bekomen, en opnieuw, het golven, onze zee, in duist're kamers, zouden ouders het nog horen, teboven komen, dat je kwijt bent, ik wil het nu, geef, tepelschietgestroomlijnd kletsen kwijl naarbeneden hier rust witte wazem, halsputje, schuimkutjeklein hier het wachten, dans rond palen, het éénworden, geen wasborden, maar stompen, lepels, waar de klepel hangt, klink de glazen en vul geel de ochtend met ontspanning, nu nog de bemanning van jou
|