|
Een straatsteen bleek het struikelblok
De klinkers wilden kussen
Daar lig je dan lang uitgestrekt
verstrikt in kledinglussen.
De mensen kijken heel verstoord
en lopen zonder helpen voort,
ze menen : die is straal bezopen
waarna ze lachend verder lopen.
Bij roepen slaat je adem af
je piept en rochelt en doet maf
een vreemd geluid komt uit je keel
je rib gekneusd, geen knie meer heel.
Al doet je elke vezel pijn,
je weet dat ergens hulp moet zijn,
dus sta je op en strompelt voort
je kermen wordt toch niet gehoord.
Een wijze les voor 's avonds laat
dat je nooit meer een groep verlaat
en nog naar het toilet toe gaat
dat eindigt dweilend op de straat.
|