|
De haan kwam in meerdere rennen
en steeds keek-ie neer op de hennen,
die taalarmoe leden
en letters vermeden:
hij kón niet aan 't spraakgebrek wennen.
Hij zei: 'Je bent dom als een kuiken.
Een poepie laat ik je nu ruiken:
de Q en de X
vinden jullie maar niks,
echter ík kan ze heel goed gebruiken.'
Tromfantelijk keek-ie ze aan,
maar een hen, die versteld stond te staan,
zei hem gans van de kook:
'Tjonge, dóe dat dan ook!'
'Xeg QkeleQ,' zei de haan.
Een kip stal de show als dievegge.
Verbaasd hoorde hij d'r toen zeggen:
'Ook jij toont gebrek:
je vermijdt de I-grec,
want een Y heb ik jou nooit zien leggen.'
|