|
Schaduwzijde De dag loopt richting nacht zij naar huis, langs bosjes die licht verbergen in hun blad en haar de adem weer benemen.
Het pad versmalt haar blik en schichtig loopt zij voorbij haar tenen.
Gevolgd. De donkerte snijdt spreidt zijn armen en vangt haar hulpeloze helpgeroep Ze rent de stoep, de bomen langs tik tak - krak de lak schiet van haar hakken af.
Daar komt hij, maant haar stil zal nemen wat hij nemen wil versmelt met haar – een laatste gil
dan is hij weer verdwenen
|