Kwaadaardig staar je
op de koperen jongens
en hun veerkracht
in de branding.
Je berekent de curven
van de vrouwen
met geringschatting
want ze verachten je
om het spinrag op je hoofd,
je bleke paddenbuik,
de stinkzwam van je geslacht,
de karbonkel in je bilspleet.
Je haat de zon,
je wilt wegkruipen,
het donker in, je vastbijten
in de schimmel van je hoop.