|
de bamboeblaren, de dompende zwammen
haar heupvolle haren, haar geoliede wangen
op 't ritme van 't water dat
uit de kraters kookt en onze
wonden doopt
modderig geschater, trillend keelstoten,
en diep onder 't geblaarte haar kano
ontbloten
als een vis zonder graten
in haar afgrond geschoten
in het donker schuilt leven
en door het brak water roeien
moeizaam de jungleboten
op het rokerige ritme
van onze jungle love
|