ik herhaal ‘zin in
warme rooibosthee?’
(koud kon ook)
ze leest verder
tijd heeft geen grip op haar hoewel
ik zet alvast het water en
mijn masker op, prevel bittere woorden
rondom dat dobberende ei van haar
zachtjes neuriet zij met me mee en nadert
naakt in een roes alsof een djembé haar verleidt
bij roodbruine maan
dansen we tussen de dampen door