|
Het was een ochtend de muren waren zwart geverfd en overal weerklonken de gaten, de resten, het avondmaal en ik wist nog niet -ik wist niks- maar het kwam het kwam en verdeelde zich.
Er heerste vreugde zo sprak men en ik ik vergiste mij zomaar zoals men zich vergissen kan zonder te weten waarom.
Spijt mij dat? Niet direct. Al omsluit het vale licht mij soms, hakt het in mijn taal, mijn dromen, mijn houden. Maar toch, dat is goed zoals dingen goed kunnen zijn. Wat leeft dient immers herleefd te worden, zo willen de dingen en wie ben ik om verbanden te verscheuren? Toch?
Maar nu nu het voltooid is weet ik dat het zich verschuilt dat het proeft borrelt zegeviert.
Het zal immers spreken alsof de taal zelf aan het woord is en wij zullen horen waarna het floers opzij geschoven wordt om te tonen opdat wij zien en gezalfd worden.
Meer weet ik niet. Men vraagt mij soms om meer wanneer ik dit vertel en dan zeg ik dat er niet meer is, dat alles slechts is.
Tja, spijtig wel. Ik moet ook bekennen dat het me soms verdriet dat het zal gebeuren maar dan sluit ik mijn ogen en verdwijn.
|