|
Ik vroeg de boom waarvoor hij stond en dacht
te blijven staan, onomwonden
het huis scheef aan de overkant verscheen
met helverlichte gevel diepe bruine plekken
Ik stond gewoon te staan pal naast een boom
de haren los en groen door 't afgestoven schijnsel
uit zes ramen kroop de nacht naar beter licht
het huis viel weg, de vensters toe en wij
Die ochtend zongen vogels op 'n kroon -de grond
spekglad van al het water, je stond niet meer maar
lag wijdbeens te gapen, er riepen mannen met
een snel geluid en ik, ik keek je uit
|