|
Niets is ooit een laatste keer ze pitste een duivelshaartje weg terwijl ze met haar ogen vertelde over onzekerheden ik kon ook de waarheid niet weten en vertelde iets over ouderdom we gingen in een vervallen kerk waar iemand zich nog de communiebank herinnerde, geknield naast drie verbruinde bloedvlekken op het arduinen plaveisel als een niet loslatende droom voor de eerste keer zag ze het interieur van een klokkentoren we liepen over de gewelven en op de wenteltrap vroeg ik om de spinnenwebben te laten en niets aan te raken... ...het heeft iets devoties, een dergelijk verkommerde kerk vol met duiven. Hun gekir reikt tot in de gewelven. Hier hoor je het geluid van een zangerige vlucht. Een plaats van broeden en sterven. De karkassen liggen in eigen mest op wat overblijft van de marmeren vloer. Aan de onderste ornamenten van de zuilen kan je zien dat er nog een dieper gelegen middeleeuwse vloer moet zijn. Ik ben vanmorgen door de mist hier naartoe gefietst. Het breekt de chaos in mijn kop. Deze plaats is zoals een reis, een droom. Op het middaguur heb ik vislever gekocht. Het smaakt zacht naar de zee. Nu ga ik voor een stoffig altaar bidden. Niet omdat het Pasen is, maar zomaar omdat ik er zin in heb. Kniel voor dit vervallen altaar en bid in het duivengekir. Mijn gebed is tot mezelf gericht. Ik smeek dat ik mijn leven zal beteren, meer geven dan nemen....nog een laatste blik, de heiligen lijken tot leven te komen. Ik vertrek en buiten schijnt de zon, leeft het leven. Mensen lopen hand in hand. Het zal een zekere gewoonte zijn. Een kind knijpt in achteloze hand van vader. Voor beiden straalt de zon.
|