|
Sneeuw
Het sneeuwt, de vlokken knisteren.
En ik sta heel lang voor het raam.
Ik weet nog als de dag van gisteren
Dat 'k de winter ooit het ware vond,
En 't herfstige haatte zonder naam.
Nu volg ik weer dat dicht gedwarrel
In daling op het witte dek.
En voel daardoor, al is 't maar even,
Dat het de echo doet herleven
Van 't verleden dat mij nooit verstond.
|