Verlangen
de matroos nu overboord
dieper dan waar ooit een anker ging
verliest zijn schreeuw in een luchtbel
zijn gezicht in een herinnering
langs de kade van Vlaardingen
loopt een meisje heen en weer
zij weent over de haven
maar haar jongen komt niet meer
in tranen keert zij huiswaarts
stil zoals zij is gekomen
schikt zij thuis in eenzaamheid
een bosje zeeanemonen