|
mijn oor meet haar hartslag
in de schelp tussen haar schouders
ligt mijn hoofd als gegoten
het loopt vol met ruis
ik dein op de getijden van haar ademhalen
ik wil zo klein worden als ik ben, oprollen en verpoppen
wervel na wervel krult zich knakkend los uit de kolom
hier hoef ik geen ruggengraat meer
armen en benen werp ik af, ik revolteer
van romp tot stompje, laat me verzwelgen
door haar vel en fossiliseer
in haar buik, als een week dier
zal ik daar ademloos wachten
|