|
Aan haken en ogen opgehangen
in een harnas van loodzware letters
- het keurslijf van mijn schrijven -
beklimt mijn barbaarse gebrabbel
op lemen poten de reusachtige Parnas.
Maar uit de nevelen van hoogtevrees
verschijnt, als een vliegende Mercurius,
een met bloed bevlekte apollovlinder.
Hij brengt de vleugelloze boodschap
dat mijn muze zich gezelfmoord heeft.
Het woord werkt
geen wonderen in de hand,
ook niet in de mijne.
|