|
Ode op de kroeg
Zwartgalligheid ten top
verdrinkend in wat schuimend sop
tot kaf het koren niet meer schijt,
de Klare niet meer helder kijkt
de blaas het blazen niet meer test
en snel moet lossen en de rest
wat glazig oogt en wankel treedt,
maar onzin bazelt bij de vleet.
muziek keihard het horen stilt
zodat een ieder slechts nog gilt,
en verder in de drank verdrinkt
wat ooit nog naar echt leven klinkt.
|