Hoofdmenu
    Hoofdpagina
    Gedichten
    Auteurs
    Zoeken
    Reacties
    Insturen
    Voorwaarden
    Greencard
    Contact

  Inloggen
 

  Registreren
  Wachtwoord vergeten

  Laatste 35 reacties
 
re: FEESTDiotheC...
re: Lezenwietewu...
re: Lezenwietewu...
re: FEESTSoit
re: FEESTSoit
re: vegannis...MirandaMei
re: FEESTMirandaMei
re: InktDiotheC...
re: Pasen aa...Tsila
re: Inktwijnand
re: vegannis...Erik Le...
re: vegannis...Mr.Deuce
re: InktLetItAl...
re: InktLetItAl...
re: InktLetItAl...
re: InktLetItAl...
re: InktBuigt
re: Inktcoolbur...
re: InktDiotheC...
re: Inktwijnand
re: Inktcoolbur...
re: Inktwijnand
re: InktDiotheC...
re: InktDiotheC...
re: InktDiotheC...
re: (G)razen...coolbur...
re: Spokencoolbur...
re: De geur ...Claudel...
re: SpokenClaudel...
re: vegannis...Erik Le...
re: [30-007]...Claudel...
re: Morsewijnand
re: Herderst...coolbur...
re: Nimfomaniakcoolbur...
re: Brozen d...MirandaMei
 Meer reacties

  Laatste 25 gedichten
 
Inktcoolbur...
vegannisatieErik Le...
The African ...Claudel...
Licence to k...Claudel...
I wanna be y...Claudel...
Waar is Stev...Claudel...
alweer bijna...DiotheC...
Con-textdegon valk
Stop de tijd !!Claudel...
Tattoo you Claudel...
Zo'n dagDiotheC...
Een HuisHenk Gruys
herfst 2019augusta
FEESTSoit
Filosoof in ...Claudel...
bewegingenErik Le...
dubbellevenErik Le...
Claude Money?Claudel...
Brothers in ...Claudel...
Beast of bur...Claudel...
VogelsMarkeR
SleutelsHenk Gruys
Renee, remem...Claudel...
ViltjeSoit
Adem voor ad...seline168
 Meer gedichten
Asclo en Efred - (slot
Geschreven door Henk Gruys Stuur e-mail Alle gedichten bekijken van deze schrijver

                    Asclo en Efred - (slot)


"Kwam jij de jongen halen?" zei de man zonder hem aan te kijken. Het leek of hij zich niet bepaald op het naderend afscheid verheugde. Hij zweeg, bekeek zijn handen, beurtelings de onderkant, de bovenkant.
    "Zoals dat met jullie overeen gekomen was," zei Asclo.
    De jongen was inmiddels weer teruggekomen, en verschool zich achter de dikke man. – "Ik wil hier blijven," zei hij, "ik wil niet met hem mee." – Een bange jongen, dacht Asclo. Twee roetvegen zaten er op zijn voorhoofd en wangen. De jongen keek op naar de oude. Die zei niets en keek naar de grond.
    "Het moet, Efred" zei Asclo, 'je vader heeft lang naar je gezocht en wil dat je weer bij hem komt wonen zolang de toestand onzeker is." – "Bent u een kennis?" vroeg de dikke man. – "Een oom ," zei Asclo.
    Hij legde zijn hand op de jongen zijn hoofd, en haalde gelijk een kleine mondharmonika uit zijn zak, expres meegenomen. Het jongetje pakte het blinkende instrument voorzichtig aan en bekeek het. Hij had zoiets kennelijk nog nooit gezien.
    In de verte daverde het geluid; een geloei en een geratel door elkaar, alsof er iets gigantisch in tweeën werd gescheurd. Het scheen in frequentie te stijgen, werd luider en toen weer zachter, – maar het verdween niet helemaal.
    "Alweer," zuchtte de dikke, "zo is het steeds om twaalf uur in de middag. In de stad stromen de straten leeg, zoals u zult meemaken. Heeft u er nota van genomen, dat wij hier, ondanks alle reële dreiging, de zaken heel positief blijven bekijken? Daar moet men toch waardering voor opbrengen."
    Het jongetje begon, nu duidelijk werd dat de scheiding van de dikke man onontkoombaar was, en hij verder weinig steun kon verwachten, te snikken.
    De dikke aarzelde, scheen na te denken, te weifelen, en zich er tot slot bij neer te leggen.
    "We gaan weg," zei Asclo tegen Efred terwijl hij zich naar hem overboog. "We gaan straks met de tram. En je zult eens zien hoe vet je dat zult vinden! En je krijgt allemaal vriendjes op school."
    "Ik wil niet naar school," zei de jongen, "hier wil ik blijven," en hij begon, met de mondharmonika in zijn hand, nog harder te huilen. Asclo pakte hem zachtjes bij de schouder en voerde hem met zich mee. Ze klommen uit de kuil.
    "Wees voorzichtig!" riep de dikke man nog. Hij gooide zijn pook in het vuur, ietwat verstoord naar het scheen. Daarna draaide hij zich om en liep weg in de richting van de lage huisjes.


In de stad

Asclo du Eriks liep met zijn neefje Efred, die niet meer huilde, maar nog ogen vol tranen had, in de stad. De straat waarnaartoe ze overstaken was nog smaller dan de hoogte van de gebouwen die er langs stonden; het was een beroemde winkelstraat uit betere tijden. Links en rechts muurden hoog de leemkleurige bouwwerken op met geblindeerde vensters.
    De mensen in de straat leken Asclo allen in staat van opwinding. "Het gaat gebeuren,' zeiden ze, "het zal niet lang meer duren!" Iedereen keek omhoog naar de daken.
    Het jongetje Efred maakte zich opeens los van zijn oom, die weinig oplettend, hem wilde tegenhouden. Maar de jongen was hem te vlug af, en rende zigzag tussen de mensen weg. Asclo riep zijn naam. Maar er werd niet geantwoord. Wel speelde iemand verderop in de menigte een vrolijk deuntje op de mondharmonika; maar Efred was nergens meer te bekennen.
    Asclo liep naar de rand van het plein en keek om. Op dat moment barstten van het warenhuis op de bovenste verdieping drie vensters open, en stortte er een waterval van duizenden kleine, blinkende voorwerpen naar buiten. Rinkelend ketsten de gouden en zilveren serviezen en met diamanten bezette armbanden tegen het plaveisel, soms omhoog stuiterend door de val.
    De stortstroom hield weer snel op, alsof men in het gebouw op zoek was naar de noodafsluiter, om deze zo snel mogelijk dicht te draaien.
    Je zag nu overal mannen en vrouwen met zilveren theepotten en borden lopen, ze hadden kostbare halssnoeren om, en hun zakken puilden uit van de gouden horloges.
    Er kwam een zwarte man op Asco toe, die een zonnebril voor zich uit hield. "Kopen? een gouden bril meneer, vier en twintig karaats. – Driehonderd! Een schijntje!" Hij zette de bril op als om hem te demonstreren.
    Asclo maakte een afwerend gebaar van: niet nodig. Hij keek steeds rond of hij Efred niet ergens kon ontdekken. Hij is teruggegaan naar de dikke sloper, dacht hij.
    –De zwarte man begon de meest vreemde grimassen tegen hem te trekken. Clowns en zwakzinnigen kwamen voorbij in zijn voorstelling, tandenloze besjes en arrogante alleenheersers bij een parade.
    – Het was of hij thuis voor de spiegel stond, en zijn gelaatsspieren op geen enkele wijze meer in bedwang kon houden.




Reactie geven op dit gedicht? Klik hier !


De gedichten die ingezonden zijn op de website van de lettertempel en e.v.t. toekomst projecten die gekoppeld zijn aan de lettertempel blijven ten alle tijden eigendom van de feitelijke auteur van het gedicht. Zonder toestemming van de feitelijk auteur mogen de gedichten niet gebruikt worden voor andere doeleinden dan lezen op deze site en indien hier toestemming voor gegeven is door de feitelijke auteur het uitgeven van de gedichten door lettertempel zelf. Mocht er sprake zijn van misbruik van de content en de gedichten die gepubliceerd zijn op deze site door wat dan ook dan zullen er hoe dan ook (in samenspraak met de auteur) stappen worden ondernomen.
2006-2024 © Bizway - BTW nr. NL821748014.B01 - KvK 28086287