Jacob en het weer
De man Jacob zag weinig toekomst in deze dag. Hij was wakker geworden door wind en regen die tegen zijn raam aansloegen. Hij stond zuchtend op om naar Juana te gaan voor zijn ochtend-espresso.
In het kille ochtendlicht lag het pleintje er glimmend bij. De platanen bogen in de wind.
Juana keek naar hem in zijn natte T-shirt dat aan zijn lijf plakte. ‘Veel vlees zit er bij jou niet op. Koffie?’
‘Kan ik van jou niet zeggen. Graag.’
‘Dat vinden mannen toch lekker? Alsjeblieft.’
Ze gingen aan een tafeltje zitten en slurpten genietend de eerste van de dag.
Trouwens, nou we het er over hebben...’
‘Over wat?’
‘Nou, jij vond die Florrie wel wat, met ‘r gegil. Volgens mij dan. Maar wie ben ik.’
Jacob haalde de schouders op. ‘Ach, ze zong prima. En wat wil een man nog meer.’
‘Nou, desgewenst heb ik daar wel wat literatuur over.’
Jacob rilde overdreven. ‘Zeur niet, mens. Zo vroeg op de ochtend. Ik heb honger.’
Juana stond op. ‘Ik heb croissants in de oven.’
‘Lekker.’
Ze aten en dronken stil verder.
‘Jacob?’
‘Juana?’
‘Heb jij nooit een vrouw willen hebben.’ Ze zag wat hij wilde gaan antwoorden en hield bezwerend de hand op. ‘Je weet best wat ik bedoel.’
‘Jawel. Wettig. Nee. Nooit gewild.’
Hij schonk koffie in voor hun beiden.‘Nee. Ik ben geen vrouwenman.’
Juana keek hem peinzend aan. ‘Nee, dat geloof ik ook niet.’
Het was een paar minuten stil.
Toen zei Juana: ‘Ik denk dat ik je begrijp. Maar je kunt toch wel vrijblijvend...’
‘Nee. Dat schept toch verplichtingen.’
Juana keek voor zich uit. ‘Weet je. Ik zou best met je willen vrijen. Af en toe ben je zo triest.’
‘Ja zeg, ga een beetje moederlijk zitten doen. Nee, als het dan toch moet, dan graag met alle remmen los. Tegen het dak aan. Bij wijze van spreken dan.’
Juana grijnsde. ’Man, het zou je dood zijn.’
Jacob grijnsde terug. ‘Geheel eens.’
Hij stond op. ‘Ik ga maar weer eens. Het wordt hoog tijd.’
h.