DE GEVANGENEN VAN VERSCHRIKKELIJKE DUVENHUZE
De Graaf van Duvenhuze bewoonde een gigantisch kasteel aan de begrenzing van land en zoete zee, en tevens baadde hij in alle luxe denkbaar op deze aarde. De Graaf leefde voor zijn buitenissige fantasieën en luxueuze aardse genoegens.
Afgezien van zijn grote kasteel bezat hij tal van bezittingen en zwaaide hij de scepter over 100 slavinnen.
Ik verhaal hier over zijn 100 slavinnen, allen gevangenen in zijn kasteel.
Nimmer liet de Graaf Duvenhuze ze het licht van de dag zien en de woorden die hij tot hen sprak waren bars en bitter!
In de ochtend betrad de graaf zijn balkons met in zijn kielzog de gesluierde slavinnen – hij wierp ze dan vanaf de randen van de afbakeningen van zijn balkons duivenvoer toe en te allen tijde moesten ze hem dan gehoorzaam: “roekoe, roekoe” toeroepen.
In de avond leidde hij ze weer terug naar hun vertrekken, nadat zij de gehele dag op een stok gezeten hadden, wachtend op de Graaf. Hij snauwde ze dan toe dat ze hem vanwege zijn leeftijd moesten respecteren – de Graaf was 95 jaren jong – en onderhield hen in niet mis te verstane bewoordingen over hun schijten over de balkons. En inderdaad zaten deze vol onder gescheten met witte schijt en met witgrijze plakkaten ongeveer als de haarkleur van Graaf Duvenhuze in zijn ouderdom!
Op een dag arriveerde een paardenkoets met twee inzittenden voor de poort van het kasteel waaruit twee gesluierde figuren stegen - slavinnen zo dacht de oversekste Graaf en heette ze met warme stem welkom. Hij sprak: “Is dit voor mij bestemd, komt dan toch binnen!”
Die avond sliep de Graaf zacht…
Een gesluierd figuur betrad zijn slaapverblijf en nu de ochtend aanbrak viel een straaltje licht door een geopend raam - en zie, de figuur gooide zijn sluier van zich af, waaronder een zwart masker tevoorschijn kwam! Van achter zijn rug haalde hij een zeis tevoorschijn waarmee hij het bed van de Graaf naderde. Wind blies door het geopende raam en de haren van de Graaf woeien wild door elkaar, hij sliep. De gemaskerde figuur hief de zeis hoog op en scheidde met een krachtige neerwaartse beweging het hoofd van de Graaf ‘s lichaam - bloed vloeide door de gehele ruimte – hij greep het hoofd, klom door het raam naar het balkon en plaatste het hoofd op één van de opstaande stokken aldaar.
Een plotselinge luchtverplaatsing deed mij huiveren. Ik zag 100 duiven vliegen – afscheid van gevangenschap nemend. Zij vlogen ver, ver weg. Enkele vlokken witte schijt van de overvliegende zwerm patsten vanuit de lucht op het het hoofd van de Graaf…. Uit zijn mond kwamen twee woorden: “Roekoe, roekoe”…