Hij kust twee rechterhanden, niet tegelijk
ook twee paar lippen, ze spreken elkaar tegen,
persen hun bezwaren tussen slangensappen door.
En telkens verzwijgt hij de deuken binnenin.
Loodrechte vrouwen in een onteigend landschap
waarin het oog van de naald schippert, stuurloos,
een voortdurend veranderend reliƫf in zijn hand.
En telkens ondergaat hij het scheuren binnenin.