|
Ochtendgloren
De avond welke mijn goedbevinden
Deed eindigen in duisternis
Kan ik nooit in duisternis hervinden
Leven was voor mij ‘t vehikel naar eindeloze verten in ’t verschiet
Waar lichtend-duister, duisterend-licht -
Waar duisterlicht is;
Waar mijn sarcastische lach geboren werd
Waar ik mijn hand sloeg aan mijzelf en
Alprazolam, een grote overdosering nam; en in het ochtendgloren,
Ongestorven - Van Nellekoffie drink, en Van Nelle-Export rook,
Mijn digitale typmachine waarop ik, op digitaal typpapier
Mijn artisticiteit, en hervonden geluk verkoop!
Mijn schier eindeloos welbevinden
Schijnbaar doelloos eindigend in zonnegloren
Kan mijn duister gemoed niet bekoren,
Smachtend naar Alprazolam, euthanasie verworven!
Verlichting van mijn vrolijk gemoed,
Immers is vrolijkheid niet goed;
Placebo-juk - eind aan plaatsvervangend geluk,
Ochtendgloren - breekt de dag - tot het duister word!
Dan vind ik mij in inspiratie!
En in duisternis’ oneindig einde,
Hergeboren!
In eindeloze cyclus van wedergeboorten!
Zieleroerselen, onverklaart - blijft dit een droom, zonder schroom:
Ik heb mijn naaktheid geopenbaard!
En droom bittere hoon!
Droom van sterrenstof, ‘t onvruchbaar zaad der universa
Kismet! O, meteoor, o, ster van ochtendgloren!
Mijn ziel nochtans is niet verstorven
Op deze donkerste desolate dag, opdoemend vanuit eindeloze verten!
Predik ik zonne-eclips, en maannacht immer koud van licht
"O, desolate dag – o, melancholie!
Laat mij proeven van bitterzoete spot!
Splijt mijn hart tot scherven - het lachen, zielsdiep, intens,
In bijtende ironie!"
De lach, de hoonlach - hoongelach;
Moed, sterker dan het verzengend licht der zon!
Ik zeg U, eens komt de dag - ooit - dat ik om mijn falen schaterlach!
Waar ik in mijn zang voor maan, sterren, en zonnelicht
Nog lachen kan - zonder verdriet of spijt en met een lach tot het eind!
|