“schijn toch de zin zon ”
riep de schellende maan
-haar schaduw tekende zijn gezicht
dat grauw leek door het tekort aan licht-
“ ‘k raak bijna met mijn voeten de aarde aan
doch hoor naast jou door het hemels vertalen
liefdevol onder jouw schoonheid te stralen
was het dan echt geen goud noch diamant
hadden we eenvoudig een stofwolk bij de hand
de wind slechts uit werveltjes luchtkussen bestond
waardoor het uit leegte zich doodsbleek bevond “