Gehurkt voor de enorme boekenkast liet ze twee vingers van haar rechterhand langs de lange rij Penguin pockets op de onderste plank glijden terwijl ze zich met haar andere hand aan een van de bovenliggende schappen vastklampte. “S… S… Spark…Spark… Muriel Spark…,’ prevelde ze. Haar getuite lippen maakten minuscule plofzoentjes van een goudvis in een vissenkom.
Ze was een jaar of dertig, geheel in het zwart gekleed alsof ze net op een begrafenis was geweest. Niet alleen haar rok en blouse, haar schoenen en kleine schoudertas waren zwart, ook haar kapsel was zwart. Ze had lang sluik haar dat tot aan haar jukbeenderen reikte en dat alleen haar bleke gezicht en een stukje van haar witte hals liet zien. Ze boog zich nog dieper zijwaards voorover en moest met een vlugge beweging een brede strook haar voor haar ogen wegduwen en achter haar oren en over haar schouder leiden. Ze had lange sierlijke vingers. Ze leek op de exotisch-ogende vrouw uit de film Pulp Fiction van Quentin Tarantino maar ook wel op de vamp-achtige Morticia uit de tv-serie The Addams Family. Haar strakke rok was ver boven haar blote knieën opgeschoven, je kon de spieren in haar dijen zien spannen, de pezen van haar hielen en in haar haar knieholten en haar gespierde kuiten zien bewegen terwijl ze voortschuifelde in deze diepgebukte houding langs de onderste rij boeken. Plotseling richtte ze zich op, streek haar rok glad, keek met een nietsziende vage blik om zich heen, een Giaconda glimlach op haar gelaat. Haar ogen waren groot en donker, bijna zwart; haar wenkbrauwen zwarte boogjes. Even rechtte ze de schouders, zuchtte diep en liep toen met snelle pasjes klak klak klak de gang door, de brede trap af.