Het bonzen naderde snel. Minder zwart
bleek de schaduw, maar bleef wel.
Dan graasden bulldozers en daverden zeeën
in lakens, doken kracht en onmacht ineen
of stormden hagelresten rondom levensvaten,
hartspierslag, in geestentaal een hoop gesnorkel.
Fluiten om zichzelf te horen leven. Een takkenbos
naast afgeschoten schouders. Het afkooksel brandt.