|
Carola, die wel was geschapen,
verleidde de mooiste der knapen.
Geen nacht ging voorbij
zonder liefhebberij.
Ene Mees wou ook graag met 'r slapen.
Ze zei: 'Ik wil koren, geen kaf, Mees.'
De knaap, in de put, daar ze 'm afwees,
zocht troost, die hij vond
bij z'n slapende hond.
Hij behielp zich zowaar met een mafkees.
|