|
Rinus
Rinus je donderde me de trap af
raapte me op en droeg me als een zak kolen naar bed
daar lag ik, onder jouw jeneverasem voelde ik tranen
die kwamen van mij en van jou Rinus
wat een tijd, we scheten buiten
en veegden alles weg met een krant van gisteren
jouw pet en jas hingen in de gang
aan een spijker zo groot daar leunde het huis op
nu is je stoel leeg en de kachel koud
koud zoals toen alles was
de straat, het huis, het werk, mensen, elk
even zinloos in zijn beschimmeld bestaan
in gezelschap van de fles verander ik
met iedere slok meer in jou Rinus
dit zijn andere tijden maar
sommige dingen veranderen nooit
|