|
Symfonie Nummer Twee
In het zuilenbastion der klassieke muziek
onweert deel twee van de symfonie.
Het publiek in de zaal raakt allengs onthutst.
Het duurt bij de meesten niet lang,
of men brult zijn protest met gebalde vuist.
In geschreeuw en gevecht wordt het vonnis geveld.
In naam van het fatsoen en eerloos geweld.
Dwars door het tumult tikt de maestro af.
Het orkest sterft weg na drie maten.
Er vallen stoelen omver en men vlucht
voor de scheldende, gooiende horde.
– Niemand die weet wat er nog gaat gebeuren.
Of: de bliksem slaat in en alles wordt donker.
Of een wonder daalt neer, en ieder verstomt,
als gebeeldhouwd, zo star en bevroren.
|