|
Al kleedt de nevel mij in doodsgewaden en leiden witte wieven mij tot 't licht van jong gestorvenen, haar bleek gezicht heeft lang gelee mijn lot verraden
Al zaait de zeisenman zijn ziektezaden en gooit ermee mijn aardse tombe dicht dan nóg ben ik voor 't vrezen niet gezwicht en zing ik hymnen voor mijn trouwe maden
Te leven nog, hoe wreed kan liefde zijn, in eenzaamheid, want zij, me zo genegen, verdoemt mij tot 't verdwalen in deez' pijn
Hoe hindert mij 't gebrek bij 't voortbewegen en trekt de bodem van 't moeras aan mijn gerouw, tot ik mijn laatste daad zal plegen
|