(och, mensen toch
waarom nog blijven dansen
hand in hand en lachend
in een kring rond ons geluk
in een vlaag ruk ik me los
en breek onze cirkel
elkeen kijkt verschrikt op
en valt zomaar op de grond)
plots
stop ik met geeuwen
ik zet het op een rennen
naar waar het waarom
geen einde kent
en na eeuwen pas
stop ik bruusk aan het
einde van de horizon
ik adem als een beest
en braak en braak tot
mijn hart doorheen mijn strot
mijn mond ontglipt
en als een stront
zal blijven liggen
op de grond van het bestaan
tot een naakt iemand, onbekend
er met een luide vloek op stappen zal
en dan wast ie me maar met water
van z’n blanke voeten en spoel ik weg
door de afvoer langs wat buiswerk
naar de kern van de aardbol
waar ik barsten zal en breken
het kraken van mijn hoofd blijft
hoorbaar in echo’s in de avondlucht
maar mijn zacht geschrei om wie ik ben
hou ik liefst in alle eenzaamheid
voor mezelf