Er is geen hopen meer. De snelweg, net
voorbij de einder, heeft zich op zijn zij
gerold. Fruitbomen scholen samen, tasten
met hun bloesemloze takken. Straatlicht
schijnt als in een stolp gevangen. Schapen,
net nog dravend in de ondergaande
zon, zijn nu tot silhouet versteend.
Er is geen vrezen meer. Liefst zou ik wachten
tot het morgen werd. Het riet staat vol
verwachting naar omhoog te kijken. Kort
en doelloos roept een meerkoet. Takken hangen
zwaar en moedeloos terneer. Vermanend
klinkt de slag van 't halve uur. Mist vlijt
zich als een smorend kussen op de dijk.
Het landschap houdt zijn adem in. Nu moet
het beeld op zwart, en dan de titelrol.
(i.s.m. Zinspeler)