|
Boven water hangt een ander leven, zweven Zonder houvast aan ondergronds gewroet de webben ontknopen die zijn geweven. We ontstijgen het enge zicht dat we hebben.
Onder ons het land. Voren en sloten plooien ritsen in streepjesbroeken met een ruitjeshemd; blokjes, ons vertrouwde kavel met het huis. We stijgen snel tot duizend voet omdat het moet.
Steden, dorpen en wegen knopen gezichtspunten aaneen. De aarde raakt licht. Het zicht is breed, breder dan de rappe vuisten op straat waar auto's schuiven als kralen aan een draad.
Te zwaar voor elkaar, te licht voor verklaren kijk ik na jaren aan de grond mijn broers opnieuw, diep verwonderd aan.
|