nu je versteende wezen bevredigd is
dat vermeend kolkende, dat je deed kennen
niet meer dan onvoldragen schone schijn
waar rozengeur langsheen snerpt
op kille vochtige dagen
en nergens dansen in de trillende atmosfeer
van een hete zomermiddag
een omen, maar toch
verlept en gelukkig
ligt elke tegel er weer sereen bij
© Dio the Cilany