|
Johan zit te piekeren, want
zeven schoonheden - elk onbemand -
met veel zin in gevrij
en trouwlustig als hij,
dingen allen gelijk naar z'n hand.
Al vindt-ie hun aanblik een zegen,
hij twijfelt, - en dit zit 'm tegen -
aan wie van de zeven
hij voorkeur zal geven
om monogamie mee te plegen.
De man wil z'n keuze funderen
en gaat nauwgezet selecteren.
Om te worden gekeurd
krijgen allen een beurt.
Na een week kan-ie hen informeren.
Johan zit nu neer bij de kratten
en wil zich alleen maar bezatten.
Hij zag allen naakt
en geen één bleek volmaakt.
Hij walgt van hun vlekken en wratten.
|