|
De bloem der liefde is in hem ontloken.
De man, die vol is van een hechte band,
staat laaiend van het minnevuur in brand,
doch blijft helaas van vrouwen steeds verstoken.
Die rennen voor z'n liefde allen weg,
waarin hij hopeloos onhandig is:
als rokkenjager schiet-ie telkens mis
en staat dan aan de kant met bandenpech.
Hij ziet opeens de schoonheid van z'n dromen.
en voelt z'n hart: het rikketikt voor tien.
Ze rent niet weg, maar vraagt hem juist te komen.
Ze blijkt de redding in de hoogste nood.
De man fleurt op, hij heeft het licht gezien.
Het licht, dat deze vrouw flatteert, is rood.
|