|
Een hofconcert klonk in ZuidLaren.
Het wist er veel opzien te baren.
De show werd gestolen
door honderd violen.
Ze raakten gevoelige snaren.
Een trompetnarcis blies en charmeerde
de bloemen door wat-ie presteerde.
De slaapmutsjes rekten
zich uit (die hij wekte)
en klaprozen applaudisseerden.
De planten betoonden hun lof
op één na: die vond het een sof!
Zo 'n rotdovenetel
deed uiterst vermetel.
Hij hoorde ook niet in de hof.
Hoe schoon hadden klokjes gebeld.
Op een hofnarcis was men gesteld
deze grapjas viel op
door een dijk van een mop,
want door hem werd een bloembak verteld.
't Was een schot in de roos! Een viool wist
te zeggen van hem: 'Mijn idool is 't!
Die bloem kent z'n vak.
Ik ben blij met z'n bak,
want een bloembak is ook een vioolkist.'
De show was een bron van genot.
Op de klanken was ieder verzot
tot en met de finale,
maar toen was het balen.
De sleutelbloem zorgde voor 't slot.
|