|
Wanneer de bladeren
de avondzon weerspiegelen
een eerste noordelijke
bui het opgenomen goud
tracht weg te spoelen,
spreekt eindelijk de Geest.
We verlaten deze vallei
dankbaar om zijn vruchten,
we verlaten het woud
erkentelijk voor het
bejagen van zijn bewoners,
breken het zomerkamp op
gaan langzaam de weg
zoals reeds velen
zonder omzien,
zonder vaarwel
Noordwester in de rug
er blijven geen
zoutpilaren.
|