|
Het is Komrij geweest die een behoorlijke serie heeft geschreven over dit onderwerp. Ook Maarten 't Hart is kenner van de flatus, maar dan in proza. Bij Maarten 't Hart gaat het eigenlijk ook meer om de bout, de perfecte bout. Misschien is het handig om deze twee schrijvers van bruine standaardwerken ook eens te lezen. Ik geef maar wat tips aan he? Zelf schijf ik ook graag met bruine inkt, maar je moet dan heel goed het verschil tussen de verschillende soorten stront weten. Je hebt stront, dikke stront, dunne stront, maar poep en schijt zijn weer heel andere woorden. Drol ook. Drol is veel esthetisch, die is bv gedraaid, wat je van dikke of dunne stroont niet bepaald kunt zeggen. Er zit zoveel nuance in die verschillende bruine woorden, terwijl de meeste mensen denken dat het allemaal hetzelfde is. Is allemaal heel subtiel. Alleen al voor de schijterij, dus echt de waterdunne, zijn zoveel verschillende woorden voor en idem dus zoveel verschillende soorten waterdunne schijterijen dus. Allereerst moet je onderscheid kunnen maken tussen de twee hoofdgroepen van de waterdunne schijterij, de spestscha en de splatscha. Daarbij moet je niet alleen goed luisteren of het spetsch of spatch was maar ook is de spatsch natter als de pletsch. Ja, ziet is niet het nivo van de drol he? De gedraaide drol heeft vorm. Een niveautje hoger van de spletsja is de vlokstront, dat is stront in vlokken, niet nat maar nog geen vaste vorm. Ach, ik kan uren doorgaan met allerlei soorten stront te beschrijven en idem zoveel soorten scheet. Met dat laatste is ook een woord voor he? De petomaan = hij die het laten van scheten tot een kunst weet te verheffen.
|