Strop
.
.
Het is de haat die in je tenen zit
verteerd door mededogen en barmhartigheid
het logen der vertederdheid in een teil
barstensvol verlangen
Hij jaagt je de straat op, de stegen in
waar gestorven wordt voor genegenheid
overtroffen in onoverwinnelijkheid en met
zijn roestvrij stalen stangen stort
in. Ok, hier behoort het liefdevolle slot:
kapot, dat kent de liefde niet, alleen opnieuw
alleen – opnieuw. Het lijf, de zang, het hart verrot
als zij dan overwint, zal hij wel blijven hangen
x.
x.