Geen van de dagen verwacht te eindigen
in de totale duisternis van de nacht.
Zelfs niet op winteravonden
die vallen, zich eindeloos voortslepen,
tenslotte neerleggen naast de mijmeringen
van voorbijgegane uren.
Opeenhopingen van twijfels bewegen stuurloos
nieuwe dromen naar één land verder.
Van steppe naar steden
waar elke dageraad een nieuw leven baart
en de nacht het evengoed weer beëindigt,
naar dorpen waar eenvoud het leven waardig draagt,
koestert en schommelend in slaap sust
tot een zachte dood.
Zo leeg als de nacht lijkt, zo vervuld
is de duisternis van kansen en mogelijkheden
welken willekeurig een weg zoeken naar een open geest
zonder reservering of enige vorm van affectie,
de ochtend omarmen als ware hij de laatste.
Nachten zijn vreemden voor de dagen,
die hun versheid vierend verliezen
zonder bewust te zijn van zichzelf of elkaar.
Geen spijt, geen wrok,
alleen de twijfels die hardnekkig wijzen
naar het ontbreken van enig besef, doch
geen van de dagen verwacht te eindigen.