de laatste traan welt
en doet de biertap roesten
zoals ook de kraan
het zoute water weert
daar verteert de weemoed
van stille liefde verstikt
in een brok langs het kropgezwel
of een glas meer of minder
er wel of niet toe doet
als de kruk kraakt onder het gewicht van de nacht
de immer wankele gang naar verlossing
een eeuwigheid duurt een weeë geur
gevolgd door mijn ontluistering de deur ontwricht
waarna op weg naar huis
de kontzak langs de gevels schuurt
een late hoer mijn eenzaamheid verwacht
als ware dit mij toegedicht
© Dio the Cilany