|
Naast een grote, beruchte boekenkast
vol en barstensvol met dikke katernen
of grote manuscripters - zat mijn hoofd zwaar -
stekensvol met alinea's en hoofdstukken.
Wachtend op zinsconstructies en woordenvloeden,
een zindelijke zin heen om neer te pennen:
toch de hersencellen zijn te klein
voor alle informatie die mijn schedel
binnendrong - een grote metachaos.
Broeien en koken als een menselijke Etna
om de enorme hersenmagma uit te spuwen...
In mijn schrijfkamertje sneed ik alles los
die compacte atmosfeer, geïsoleerd,
mijn occlusieve ogen gericht op notulen
met een vulpen om een openzin te zoeken:
blauwe letters verschenen op het glasvlak,
een lyrisch atoom dat bovennatuurlijk
uiteenspatte met ruimtelijke kracht.
Ik wist dat zij dat niet zou zien,
maar dit is mijn zelfzuchtige binnenwereld,
een fabreuze of fantastische eigenwereld.
|