Een bodemloze hunkering voltrekt zich in jouw zijn
Het kent grens noch gebod
en blijft wanneer je aan mijn wereld ontrokken bent
Argeloos verschiet je aanwezigheid
in de luttelheid der tijd
in wat de eeuwigheid van je afwezigheid lijkt.
Een luttelheid van tijd waarin jouw zijn dicteert,
Jouw lach maakt of breekt
Jouw blik mij kroont tot koning sprakeloos
gepaard met een weerloze weekheid in de benen,
een twijfel die in al zijn schunnigheid
aan het zelfvertrouwen knaagt,
tot een kolkend hart die in al zijn volheid
leven door de aderen heen jaagt
Opdat jouw zijn troosteloos verschiet
in de sleur van alle dag
Onttroond en met jouw in de gedachten,
vergaat al het andere schoon
tot de achtergrond van mijn wereld
Proef ik weeïge heimwee in oneigenlijke blikken
Wat moet ik met je?
Wat moet ik zonder je?