Hoofdmenu
    Hoofdpagina
    Gedichten
    Auteurs
    Zoeken
    Reacties
    Insturen
    Voorwaarden
    Greencard
    Contact

  Inloggen
 

  Registreren
  Wachtwoord vergeten

  Laatste 35 reacties
 
re: FEESTDiotheC...
re: Lezenwietewu...
re: Lezenwietewu...
re: FEESTSoit
re: FEESTSoit
re: vegannis...MirandaMei
re: FEESTMirandaMei
re: InktDiotheC...
re: Pasen aa...Tsila
re: Inktwijnand
re: vegannis...Erik Le...
re: vegannis...Mr.Deuce
re: InktLetItAl...
re: InktLetItAl...
re: InktLetItAl...
re: InktLetItAl...
re: InktBuigt
re: Inktcoolbur...
re: InktDiotheC...
re: Inktwijnand
re: Inktcoolbur...
re: Inktwijnand
re: InktDiotheC...
re: InktDiotheC...
re: InktDiotheC...
re: (G)razen...coolbur...
re: Spokencoolbur...
re: De geur ...Claudel...
re: SpokenClaudel...
re: vegannis...Erik Le...
re: [30-007]...Claudel...
re: Morsewijnand
re: Herderst...coolbur...
re: Nimfomaniakcoolbur...
re: Brozen d...MirandaMei
 Meer reacties

  Laatste 25 gedichten
 
Inktcoolbur...
vegannisatieErik Le...
The African ...Claudel...
Licence to k...Claudel...
I wanna be y...Claudel...
Waar is Stev...Claudel...
alweer bijna...DiotheC...
Con-textdegon valk
Stop de tijd !!Claudel...
Tattoo you Claudel...
Zo'n dagDiotheC...
Een HuisHenk Gruys
herfst 2019augusta
FEESTSoit
Filosoof in ...Claudel...
bewegingenErik Le...
dubbellevenErik Le...
Claude Money?Claudel...
Brothers in ...Claudel...
Beast of bur...Claudel...
VogelsMarkeR
SleutelsHenk Gruys
Renee, remem...Claudel...
ViltjeSoit
Adem voor ad...seline168
 Meer gedichten
The Globe en de Voorslag - Afl. 1 van 2
 Henk Gruys - 10:37 20-01-2015 Stuur e-mail  Profiel bekijken van Henk Gruys  Bekijk statistieken van dit gedicht 



The Globe en De Voorslag - afl. 1 van 2.


November 1942, – middenin de oorlog, zou je kunnen zeggen. Toch hield het oorlogsbedrijf me niet erg bezig, ondanks het luchtalarm, verduisteringspapier voor de ramen en waterig eten iedere dag. De Wehrmacht mocht dan vaker met tegenslagen te kampen krijgen, en de geallieerden voor de aanval kiezen, er gebeurde in mijn omgeving door geweld bijna nooit wat.
    Eigenlijk zouden de bijna dagelijks overtrekkende bommenwerpers op weg naar Duitsland, de luchtgevechten en de verhalen over de Stuka's, Messersmidts, Junckers en Spitfires nogal indruk op mij moeten maken op die leeftijd van tien jaar, maar ik zag nergens gevaar en zelfs weinig sensatie. De oorlog wende; het werd en bleef toch de tijd van school en de vriendjes. En van het najaar met zijn kille lichtarme dagen. Na de zomer met zijn optimistische zon, waren nu de motregen, grijze ongedurigheid en kleurloosheid aan de beurt. Dat bedrukte mij van tijd tot tijd; maar ik wist dat de stemmingen van de herfst nu eenmaal onontkoombaar waren.

Om een of andere reden, vreemd genoeg, leek het najaar ook de tijd voor het nemen van nieuwe initiatieven.
    Kees woonde schuin tegenover mij in dezelfde straat; ik kwam elke dag wel een paar keer bij hem of hij bij mij. Kees was anderhalf jaar ouder dan ik, een hoofd langer en tamelijk mager. Zijn vader was liftmonteur, dat betekende dus dat hij beter betaald werk had dan mijn vader als fabrieksarbeider. En aldus waren hun huis en erf mooier en groter dan die van ons; terwijl je het ook kon merken aan alles waarover Kees en zijn oudere broer konden beschikken: een autoped op luchtbanden, (ik had er slechts een met massieve bandjes), een "vliegende hollander" en een hele serie meccanodozen. In hun woonkamer stond zelfs een piano. Ik constateerde deze feiten zonder de geringste afgunst; want het wàs nu eenmaal zo; meer voelde ik daar niet bij.
    Zulk rijkelijk bezit weerhield Kees er niet van te bedenken hoe we wat extra zakgeld konden verdienen. Hij kwam met het plan twee keer in de week aardappelschillen op te halen in de buurt, en die dan te verkopen. Kees bezat een onderstel van een oude kinderwagen, daarop bonden we een lege appelenkist om ze in te doen.
    Zo trokken we, na schooltijd of op de vrije woensdagmiddag, regenlaarzen aan, langs onze vaste adressen. Vieze kleiaardappelen met klonten smerigheid er nog aan, vonden we in de kist terug, schimmelig en meer rot dan gaaf. Maar omdat de levenssituatie in die tijd steeds benarder werd, was iedereen blij dat er nog wat te eten was.
    We waren als kleine zelfstandigen; elke week brachten we onze schillen naar een boer, die Glaap heette, een kleine man met grijs haar, potig, een beetje gebogen, die een boerderij met land had aan de overkant van de spoorlijn. Van hem kregen we dan veertig of vijftig cent per keer.
    Dus duwden we wekelijks ons wagentje het smalle bruggetje over om op zijn erf te komen, langs roeiboten en de mestpraam, en dan nog langs de vervaarlijke waakhond aan een ketting in zijn hok, en kwamen tenslotte in de warme en strontstinkende stal, waar twintig koeien stonden uit te dampen. Het leek wel of er stoomwolken in die stal hingen.
    Licht kwam er maar weinig door de halfronde, bestoven stalraampjes, en de drie kale elektrapeertjes aan ijzerdraadjes, konden de duisternis ook niet opheffen. Ergens in een hoek stond een sterk bevuild apparaat, ongeveer zo groot als een vuilnisemmer, met ijzeren stangen en houten plateaus: het instrument waarmee Glaap het gewicht van de door ons gebrachte schillen bepaalde. Ze werden eerst in een emmer gedaan en dan op het apparaat gezet. Als tegenwichten fungeerden oude bakstenen met het cement er nog aan. Die stenen had Glaap naar zijn zeggen "ovvehakt" tot het vereiste gewicht.
    Wat dat precies te betekenen had, begreep ik aanvankelijk niet. Het apparaat was volkomen nieuw voor mij. De allereerste keer lichtte Glaap de werking toe: "Eén kilo tegewicht is vaif kilo op de baskuul." – Later, op school, zou de "bascule" in de natuurkundeles ter sprake komen als een "ongelijkarmige balans".
    Ik wantrouwde de methode, het apparaat eigenlijk meer nog dan Glaap zelf, maar zei niets; ik was daar veel te geïmponeerd voor. Niet alleen door Glaap, ook de vreemde omgeving, de grote beesten die bulkten en schreeuwden en de hete stinkende damp maakten me klein en verlegen. Alleen Kees leek aan niets bijzonders te denken, die was gewoon, zoals altijd.
    Na weging werden onze schillen in een hoek achter een houten schot gestort, waar reeds een hele berg lag, waaruit viel op te maken dat Glaap meer "leveranciers" had, – en wij reden twee kwartjes rijker het rammelende wagentje weer over het bruggetje terug.

Meestal gaven we het verdiende geld diezelfde dag nog uit. Dat deden we in de aangrenzende stad, in een klein postzegelwinkeltje, dat "The Globe" heette. Aldus versleten we onze schaarse schoenzolen op een voettocht van een half uur heen, en een half uur terug.
    Om er te komen, ging je uitsluitend door de Hoofdstraat. Die liep door de hele stad, kilometerslang, bochtig, hier en daar niet al te breed, met kale bomen en gebouwen. In mijn herinnering was het als we gingen ook altijd donker weer, van een vochtige late herfst. Alles van de stad leek zwartig en zonder kleuren, nat en donker onder de grauwe hemelflarden. Ik hoopte dan dat het gauw zou gaan vriezen en sneeuwen, want dan zou de wereld er veel beter uitzien, vond ik altijd.
    Het massieve spoorviaduct onderdoor, de zwaar brommende veevoederfabriek langs, en dan de enorme, hoge gebogen steenwand van de gasfabriek, die de hele omgeving verpestte met zijn teer- en blauwzuurstank. En dan was je nog maar op de helft van de tocht. Verkeer was er nauwelijks meer, het meest voetgangers of een enkele fietser die op houten banden kletterend voorbij kwam.
    Al gauw zaten de afgelegde kilometers danig in mijn benen, maar het voortlopen bleef de motor van mijn gedachten in gang houden. Dus mijmerde ik over de schillen die stonken, hoewel minder penetrant dan de gasfabriek. Ik zag ze voor me, hoe vies ze waren, vooral als ze een paar dagen in de kist hadden liggen rotten; ik dacht dan vanzelf aan de stal en de baskuul. Glaap had verteld dat de mensen wel aardappelmesjes tussen hun schillen lieten zitten. Die waren gevaarlijk voor de beesten hun maag. Ik vroeg mij af of die ook wel tussen ònze schillen zouden voorkomen, en of we daar dan niet eens op moesten letten.
    Ook dacht ik natuurlijk aan mijn postzegelverzameling, waaraan vanmiddag weer enige exemplaren zouden worden toegevoegd. Ik had voor mijn verjaardag een Swanenberger "voordruk"album gekregen. Dat had een mooie leerachtige kaft, rood met gouden letters, die er wel ingedrukt leken. Er stonden kleine zwartwitte plaatjes in van allerlei zegels over de hele wereld. De zegels die je bezat moest je in het juiste vakje daaroverheen plakken.
    Maar het album was eigenlijk veel te dun, dat bleek direct; er stonden veel te weinig plaatjes in van de zegels die ik bezat; van sommige landen was maar plaats voor één enkel object. Dat had na mijn aanvankelijke vreugde een zekere teleurstelling gebracht, maar al spoedig zette ik me er overheen en besloot zelf een album te maken, losbladig. Op onze zolder had ik een grote doos ongebruikt briefpapier gevonden, van een bedrijfskantoor afkomstig; het was crème van kleur en van het juiste formaat. Bovenaan ieder vel was bescheiden de naam van de firma in bruine kleur als een soort briefhoofd, maar dat kon je eraf knippen.
    In de boekwinkel wilde ik een map kopen waar die losse bladen in konden worden geklemd; – die bestonden. Zo zou ik al mijn zegels kunnen inplakken, chronologisch, netjes in vakjes, en mijn album uitbreiden naarmate mijn verzameling groeide.
    Onderweg naar het winkeltje spraken Kees en ik uiteraard over de postzegels, de speciale oorlogsuitgaven van de bezetting, in series die ik er eigenlijk heel lelijk vond uitzien. Kees was zoals gewoonlijk vaker aan het woord dan ik. Hij had verteld dat hij een oom had die ook postzegels spaarde, èn verkocht, zodat we daar wel eens heen konden, ome Jo Bakker aan de Havenkade. Dat was helemaal aan het zuidrand van de stad, zelfs aan de overkant van de rivier. Zulk een afstand was niet te belopen. "We gaan er heen met de pakketboot," zei Kees, die zijn voornemen zeker al helemaal had uitgedacht. De grote, witte "salonboot" die voer op Amsterdam in uurdienst, met een tussenhalte aan de Havenkade, had de steiger precies tegenover het huis van die oom, mooier kon het niet.
    Het postzegelwinkeltje waar we moesten zijn, kwam eindelijk in zicht; het stond op een hoek van de Hoofdstraat en een smal doodlopend zijstraatje. De deur met hardstenen stoep maakte een hoek van vijfenveertig graden met beide straten, alsof het nooit een keuze had kunnen maken tussen die twee. "The Globe" stond er in wit geschilderde letters in het raampje boven de deur.
    Het bezoek aan "The Globe" met zijn kleppende deurbel, het benauwende interieur waar een eeuwig, geel gloeilampje brandde, maar het verder duister was, de bedompte etensluchtjes die er hingen, met achter de toonbank de kalende man, die nogal aan de listige kant was naar mijn idee, maakten alles erger. Mijn stemming was daar feitelijk de zware atmosfeer van de hele middag al, maar openbaarde zich hier pas goed. Het was of ik in dat winkeltje langzaam wegzakte in een bad smerig water. Zweet begon op mijn voorhoofd te prikken. Dit alles in weerwil van de zegels die ons overal toelachten in glazen vitrines, achter de schuifdeurtjes en in de dikke albums die de handelaar ons voorlegde, met zijn pincet tussen de vingers om de gom niet te beschadigen. Ik was altijd maar opgelucht als we weer buiten stonden.
    Er was dan niets meer dat mij nog kon opbeuren in die eindeloze grauwe hoofdstraat en het zonloze weer. Ik zou eigenlijk tevreden en gelukkig moeten zijn, bedacht ik menigmaal. Maar dat was ik niet... al zou ik honderd postzegels mogen kopen, al zou ik er duizend kopen... het maakte niet uit, ik zou er niet door in betere stemming komen wist ik.
    Ik dacht ik dan dat ik misschien wel de enige op de hele wereld was die door zulke moedeloze gedachten werd belaagd. Want de anderen schenen helemaal niet te te worden beziggehouden met wat mij zo bedrukte. Dat was verwonderlijk en ietwat benauwend tegelijk.
    Dat ik Kees nooit iets liet merken van mijn zonderlinge meditaties was niet uit schaamte; het leek mij volslagen zinloos. Ik was ervan overtuigd dat het onmogelijk was het hem zodanig uit te leggen dat hij er iets van zou begrijpen.
Wordt vervolgd met nog 1 aflevering)

Reactie insturen
Graag eerst...

Inloggen of Registreren
re: The Globe en de Voorslag - Afl. 1 van 2
Reactie gegeven door 88 - 09:24 22-01-2015 Stuur e-mail Profiel bekijken van voet
Dag meneer Gruys,

Ik ben voor het eerst van mijn leven eens gaan zitten voor een lap tekst, en is eigenlijk best leuk, je moet je even concentreren, en daarna logisch denken.

Het was 1942, en de hoofdpersoon, waarvan ik denk dat het de auteur zelf is, is daar al een slimme grote knul die de bascule bij voorbaat wantrouwt, maar wijselijk niets zei, heel goed!

Die postzegels verzamelen is ook wel een stoere bezigheid, het zat er al vroeg in, je was een denkertje en kon ook al inschatten dat Kees de zonderlinge meditatie niet zou begrijpen, het zinloos was, ik moet dan ook even denken aan de heldendaad bij van Kooten en de Bie, er kwam toen een Duitser langs om de weg naar het station te vragen, een van hen stuurden hem met een stalen gezicht de verkeerde kant uit!

Ik verheug me op het vervolg!

https://www.youtube.com/watch?v=x67rym66tbs




De gedichten die ingezonden zijn op de website van de lettertempel en e.v.t. toekomst projecten die gekoppeld zijn aan de lettertempel blijven ten alle tijden eigendom van de feitelijke auteur van het gedicht. Zonder toestemming van de feitelijk auteur mogen de gedichten niet gebruikt worden voor andere doeleinden dan lezen op deze site en indien hier toestemming voor gegeven is door de feitelijke auteur het uitgeven van de gedichten door lettertempel zelf. Mocht er sprake zijn van misbruik van de content en de gedichten die gepubliceerd zijn op deze site door wat dan ook dan zullen er hoe dan ook (in samenspraak met de auteur) stappen worden ondernomen.
2006-2024 © Bizway - BTW nr. NL821748014.B01 - KvK 28086287