|
Drie trotse moeders
~Mijn jongste zoon is een verstandig kapelaan,
hij weet het antwoord op de meeste levensvragen.
In zijn parochie wordt -ie op de hand gedragen,
men spreekt hem dagelijks met Weleerwaarde aan~.
~Mijn oudste zoon bestiert de hele kerkprovincie,
hij woont in Utrecht want daar is -ie kardinaal.
Maar ook in Rome kennen ze hem allemaal,
hij wordt door iedereen begroet met Eminentie~.
~Nou, die van mij heeft van die lange paarse haren
en ook een ketting met een hangslot rond zijn strot,
zijn neus en oren zijn gepiercet door ijzerwaren,
als hij voorbij komt stamelt iedereen Mijn God~.
(c) Koos
|